Gewone braam, Rubus fruticosus L., komt zeer algemeen voor in onze bossen, op kapvlakten, in struwelen, ruigten en wat beschaduwde ruderale plaatsen zoals langs spoorwegen. Het is een groep van microsoorten die alleen door specialisten uit elkaar te houden zijn. Door ons wordt de Gewone braam als soort hier behandeld.
Gewone braam hoort tot de Rozenfamilie en valt direct op door zijn lange kruidachtige tot wel drie jaar groen blijvende stengels die bezet zijn met stekels. Het onderste deel van de planten is echter houtachtig en uit deze dicht op de bodem te vinden houtachtige delen, die ondergronds verbonden zijn en tamelijk oud kunnen worden, ontstaan ieder jaar weer nieuwe liggende of half boogvormige stengels. De bladeren staan verspreid aan de stengels; ze zijn handvormig en bestaan uit meestal vijf deelblaadjes. De basale deelblaadjes hebben stelen van maximaal 2 mm lang. De bladsteel is van boven aan de voet gegroefd, een van de kenmerken waarin de Gewone braam zich onderscheidt van de Dauwbraam. Ook op de bladsteel en de stelen van de deelblaadjes zitten stekels. De bladrand van de deelblaadjes zijn gezaagd. De bladeren zijn behaard en soms vanonder zelfs viltig. Vaak tot ver in de winter behouden de stengels hun bladeren, wat de Gewone braam ook onderscheidt van de Dauwbraam. De bladeren hebben priemvormige steunblaadjes.
De bloemen met gaafrandige en niet kreukelige witte tot roze kroonbladen staan in tuilen. De kelk is grijs of groen en de kelkblaadjes hebben een witte rand. Op de bolvormige bloemboden staan veel meeldraden en vruchtbeginsels. De Gewone braam is in sommige bostypen, zoals lichte naaldbossen, vaak de enige soort die veel nectar en stuifmeel te bieden heeft aan insecten. Deze zorgen ook voor de bestuiving en bevruchting. De vruchtbeginsels groeien uit tot kleine steenvruchten die samen voor een volgroeide donker tot zwart kleurende vrucht, de braam zorgen. Deze bramen worden door diverse dieren, zowel vogels als zoogdieren, gegeten en zo wordt de plant verder verspreid.
|
|
Een bramenstruik is volledig winterhard, al kunnen in strenge winters sommige takken soms wel wat vorstschade oplopen. De struiken bloeien in mei-juni, maar die bloei kan ook wat later zijn (afhankelijk van het ras).
Bramen groeien en bloeien ook als ze geen voeding krijgen, ze is heel sterk en kan goed voor zichzelf zorgen. Maar voor de beste opbrengst van lekkere (en zo groot mogelijke) bramen geef je in het voorjaar (als de planten uit gaan lopen) een algemene moestuin- of fruitbomenvoeding. Zelf geven we een kleine tot middelmatige hoeveelheid samengestelde organische meststof (zoals groene Culterra of iets vergelijkbaars).
Stekken:
Het ‘stekken’ van bramen gaat heel gemakkelijk: het enige wat je hoeft te doen is de grond wat los maken en een nieuwe tak (zonder bramen) op de grond vast pinnen (met bijvoorbeeld een krammetje). Je kunt in plaats daarvan ook de tak op een pot met potgrond leggen en vastmaken, dat gaat nog iets makkelijker en sneller.
SNOEIEN
Bramen bloeien op het hout dat de vorige zomer en herfst is gegroeid. Het wegsnoeien van de oude takken (waar dus in dat jaar de bramen aan zaten) kun je ergens tussen oktober en eind februari doen (bij niet vriezend weer). Zelf snoeien we graag in de herfst, dat is het allermakkelijkst, want je kunt dan nog makkelijk zien welke takken oud zijn (met restanten van bramen eraan) en welke nieuw zijn (groen, vers
|